Daalkunsten

daalkunstenVeel fietsers vinden het mooiste van een berg op fietsen dat je daarna ook weer mag afdalen. Zelf geef ik eerlijk gezegd de voorkeur aan klimmen. Ik heb geen hekel aan afdalen, maar echt genieten doe ik meestal ook niet. Gek genoeg beleefde ik er meer lol aan toen ik nog geen kinderen had. Zal ook wel iets met verantwoordelijkheidsgevoel te maken hebben. Ietsje minder onbezonnen en dus voorzichtiger. Nee, doe mij maar de weg omhoog.

Gelukkig is het bij mij niet zo erg als bij de Israëlische vrouw met wie ik een paar jaar geleden in de groep fietste tijdens een vakantie in Italië. Bergop had ik moeite om haar bij te houden, en ook een aantal kerels fietste zij er met gemak uit. Bovenop werd gewacht op iedereen, waarna de afdaling werd ingezet. En hoewel niet iedereen even snel daalt, ben je dan eenmaal beneden al snel weer allemaal bij elkaar. Behalve dan in dit geval, waar we echt gewoon tien minuten moesten wachten op deze dame, en dan waren het niet eens lange afdalingen. De grap werd gemaakt dat zij langer over de afdaling deed dan over de klim, en ik denk dat het serieus niet eens veel scheelde.

Tijdens onze meest recente vakantie gingen onze kinderen voor het eerst een dagje mee (race-) fietsen. Een berg moest er bedwongen worden, uiteraard. En waar dit voor manlief een soort droom was die uitkwam, was het voor mij ook een grote bron van zorg. Want natuurlijk, het was een lange klim, maar de jongens hebben allebei een goede conditie. Maar veel meer dan tegen die klim zag ik in dit geval op tegen de afdaling. Zelf afdalen is echt tien keer makkelijker dan het je kinderen laten doen.

De klim was fantastisch. Ik fietste met onze jongste naar boven en kon er na een paar kilometer vol zorgen vooral steeds meer van genieten. De laatste kilometers waren een feestje, want ik wist dat we het gingen halen, en we hadden er allebei enorm veel lol in. En dan is er natuurlijk niets mooier dan met je kind boven komen op zo’n reus die je net eigenvoetig bedwongen hebt.

Maar toen kwam de afdaling. Van tevoren hadden we natuurlijk instructies gegeven wat wel en niet te doen wanneer je naar beneden fietst. Handen onderin de beugel, zodat je betere grip hebt op je remhendels. Goed kijken, probeer door de bocht heen te kijken, en rem vooral vóór de bocht. In die bocht altijd je buitenste pedaal naar beneden houden. Af en toe je remmen ook even loslaten zodat ze niet oververhit raken. En niet vergeten tussen al het opletten door ook vooral te genieten.

Behalve deze technische aanwijzingen hadden we ook al vaker uitgelegd dat het er bij het fietsen van zo’n berg niet om gaat wie er het eerste beneden is. Als je wilt vlammen, dan doe je dat maar als je omhoog fietst. Bovenop ligt er voor de snelste een medaille klaar. Maar beneden staat er voor de snelste helemaal niets, hooguit een ambulance. En dan hoop je maar dat ze de boodschap een beetje begrijpen.

Ook naar beneden ging ik samen met de jongste. Hij mocht mij niet voorbij hadden we afgesproken. Rustig reed ik de berg af die we kort daarvoor nog hevig zwetend beklommen hadden. Ik lette extra goed op dat ik zelf alles goed deed zodat hij het goede voorbeeld voor zich had rijden. Ongeveer halverwege besloot ik even te stoppen om mijn lijf te kunnen strekken en bij de jongste te checken hoe het ging. Toen ik stilstond en omkeek, schrok ik heel even: geen kind achter me. Gelukkig kwam hij vrijwel direct daarna met een grote glimlach om de bocht. “Je was uit zicht”, klonk het, meer geamuseerd dan bezorgd. Hij had waarschijnlijk geen flauw idee hoe blij ik met die opmerking was. Hoewel ik erg rustig naar beneden ging, deed hij blijkbaar hetzelfde, in zijn eigen tempo. En waarom ik dat niet eerder in de gaten had gehad, kon ik hem ook meteen nog even meegeven: wat er ook gebeurt tijdens de afdaling, nooit omkijken!

In het wiel

inhetwiel‘In het wiel zitten’ is één van die typische uitdrukkingen uit het wielerjargon die iedere fietser kent. Het is eigenlijk niets meer of minder dan vlak achter iemand aan fietsen. Niets mis mee, zou je misschien zeggen, maar daar blijken nogal wat wielerliefhebbers anders over te denken. Het is een soort ongeschreven regel dat je om de beurt ‘overneemt’ als je achter elkaar rijdt. Wel zo eerlijk ook natuurlijk, want op kop rijden is toch altijd zwaarder dan in tweede of derde positie, zelfs als je wind mee hebt. Wanneer je op de juiste plek in het wiel van je voorganger zit, word je een soort meegezogen en is de inspanning die je moet leveren om een bepaalde snelheid te halen een stuk kleiner.

Zelf maak ik me er regelmatig schuldig aan als ik in mijn eentje fiets. Het liefst probeer ik aan te haken als ik word ingehaald door iemand die behoorlijk veel sneller gaat. Ik moet dan vaak behoorlijk moeite doen om eerst al in dat wiel te komen, want de betreffende fietser heeft meestal meteen een aardig gaatje zodra hij voorbij is. Heerlijk vind ik dat, even voluit om mee te kunnen, en dan vervolgens afzien in het wiel van iemand die veel sneller is dan ik. Van overnemen is in dat geval natuurlijk geen sprake, ik ben in zulke situaties al blij dat ik leef.

Andersom komt het ook voor, natuurlijk. Als ik zie dat ik iemand ga inhalen,  probeer ik van tevoren een inschatting te maken. Gaat hij proberen aan te haken of laat hij zich roemloos ‘chicken’  zoals dat zo mooi genoemd wordt? Vaak is het eerste het geval, en af en toe leidt zoiets tot een mooie samenwerking waar we allebei plezier aan beleven. Maar soms blijft iemand ook alleen in mijn wiel zitten, blijkbaar blij dat hij het leven heeft.

Beide situaties vind ik prima, je bent nou eenmaal nooit echt alleen als je gaat fietsen. Je weet voor vertrek nooit wie of wat je gaat tegenkomen onderweg, en dat maakt elk ritje wat mij betreft tot een klein avontuur. Met achteraf altijd wel een verhaal; er valt maar zelden niets te vertellen na een fietstochtje.

Tot mijn grote verbazing hoorde ik laatst dat over dat ‘in het wiel zitten’ ook de meningen nogal kunnen verschillen. Iemand ergerde zich aan een vrouw die onderweg aanhaakte en vervolgens niet overnam. Hij vond dat op zich niet eens zo erg, maar ze had even moeten vragen of dat mocht. Mijn mond viel open en het duurde een paar dagen voor ik hem weer dicht kreeg. Oké,  weer wat geleerd, dacht ik eerst nog. Maar als je nou denkt dat ik voortaan ga vragen of ik bij iemand in zijn wiel mag gaan zitten, dan heb je het toch echt mis. Dat je me inhaalt is prima, en in de meeste gevallen zal ik proberen je wiel te houden. En als je dat vervelend vindt, dan is daar één hele simpele oplossing voor: harder fietsen!

Zijwieltjes

zijwieltjesIk was 23 toen ik mijn eerste racefiets kocht. Een bevlieging, dachten mensen in mijn omgeving. Want ik had geen fietsende vrienden of zo, het leek me gewoon leuk. Een paar jaar eerder had ik een keer stiekem met mijn buurmeisje de racefiets van haar vader geleend. Om beurten fietsten we een rondje door de wijk en keken we met een stopwatch wie dat het snelst kon. Sinds die dag wist ik dat ik zo’n fiets wilde hebben. Het heeft een tijdje geduurd voor het zover was, maar het werd mijn eerste grote aankoop van mijn zelf verdiende geld.

Een fietsoutfit had ik natuurlijk niet. Dat vond ik ook in eerste instantie maar onzin. Maar al snel moest ik erkennen dat de broek met zeem toch niet voor niets was uitgevonden. Dat je daar niets onder hoort te dragen werd me onmiddellijk verteld door allerlei heren die dat blijkbaar een grappig of misschien wel opwindend gegeven vonden. Als je dan eenmaal die eerste stap gezet hebt, hoort er natuurlijk een mooi shirtje bij met zakken op de rug. Staat leuk en is handig bovendien. Fietshandschoentjes bleken ook best prettig bij langere tochten, dus ook die werden aangeschaft.

Mijn ouders, die van dat hele fietsgedoe maar weinig begrepen in het begin, waren zo verstandig om me een helm cadeau te doen. Met de mededeling erbij dat ze mijn fiets zouden verkopen als ik het ding niet zou dragen. Na een paar ritjes met wat overenthousiaste vliegjes onderweg leek een fietsbril me ineens ook niet zo gek meer. En tenslotte liet ik me door een vriend overhalen om klikpedalen met de bijbehorende schoenen te kopen. Looksysteem, want heel veel anders was er toen niet. Met als gevolg dat je, wanneer je even niet op je fiets zit, er uitziet als een eend die net leert lopen.

Zo was ik in korte tijd getransformeerd van een meisje met een racefiets tot een vrouwelijke wielrenner, gesoigneerd van top tot teen. Wat niet betekende dat ik me ook onmiddellijk op mijn gemak voelde als ik in vol ornaat van mijn appartement naar mijn berging waggelde. Ik was me er zeer van bewust dat ik er voor niet-fietsers belachelijk uitzag. Als ik maar eenmaal op de fiets zat was dat gevoel verdwenen,  maar dat stukje lopen vond ik elke keer weer gênant.

Terwijl ik dus op weg naar mijn fiets telkens het idee had dat iedereen me vierkant uitlachte,  weet ik dat er minstens één toeschouwer was die ik misschien zelfs wel geïnspireerd heb. Want ik herinner me nog precies wat ze zei toen ik langs wankelde. Vol bewondering bekeek het vierjarige meisje me van boven naar beneden. Je zag dat ze mijn outfit langzaam tot zich liet doordringen en blijkbaar begreep ze meteen dat ik er niet voor niets zo bij liep. En of het de normaalste zaak van de wereld was dat ik eruit zag als een aangeklede pinguïn, vertrouwde ze me bloedserieus haar eigen vorderingen van de dag toe: “Ik kan ook al zonder zijwieltjes fietsen!”

Racefiets versus mtb

raceversusmtbWielrenners zijn asociaal. Ze fietsen altijd in grote groepen, met zijn vieren naast elkaar, en houden zich niet aan de verkeersregels. Rode verkeerslichten negeren ze en een bel hebben ze niet of ze gebruiken hem niet. Ze rijden andere fietsers van de weg af en nemen voorrang daar waar ze het niet hebben. Tuig van de richel is het. ‘Straatterroristen op een lichtgewicht frame, dat zijn wielrenners’, zoals GeenStijl het ooit poëtisch formuleerde. Wielrennen zou verboden moeten worden.

Mountainbikers zijn lomp en onbehouwen. Ze jagen wilde dieren op en vernielen planten en bomen. Ze hebben geen respect voor andere recreanten in het bos en rijden wandelaars en ruiters ondersteboven. Ze blijven nooit op de speciaal voor hen aangelegde paden en gaan schelden als ze dan mensen tegenkomen die niet op een mtb rijden. Ze zijn zonder uitzondering maniakaal en vernielzuchtig. Mountainbiken zou verboden moeten worden.

Zomaar wat vooroordelen over fietsers. We kennen ze allemaal wel. Ik herken mezelf overigens in geen van beide omschrijvingen, terwijl ik toch regelmatig tot de ene of de andere groep behoor. Qua fiets dan, niet wat gedrag betreft. Maar het gekke is dat onderling die vooroordelen over de andere groep er ook zijn. Vraag iemand op een mountainbike naar zijn mening over wielrenners, en de honden lusten er geen brood van. Het zijn mietjes met hangbuiken in te strakke pakjes. Een wielrenner zal op zijn beurt mtb-rijders kunnen omschrijven als lefgozertjes met tatoeages in op de groei gekochte shirtjes en te wijde broeken. Allemaal onschuldig misschien, maar ook niet echt vriendelijk. Terwijl we uiteindelijk toch allebei met veel plezier op hetzelfde vervoermiddel rijden.

Nou wil ik hier niet beweren dat ik me nooit aan stereotyperingen schuldig maak, maar ik vraag me wel af waarom we toch zo nodig altijd in ‘wij’ en ‘zij’ moeten denken. Wij racefietsers zijn echt niet allemaal aso’s. En wij mountainbikers zijn ook niet allemaal maniakken. En voor de automobilisten, wandelaars, ruiters en wie we verder ook maar ergens tegenkomen: wij fietsers zijn niet allemaal gek. Op het moment dat onze wegen elkaar kruisen, in het bos of op de weg, zijn we blijkbaar allebei aan het genieten. Ieder op onze eigen manier, maar toch, we hebben plezier van diezelfde natuur of op zijn minst dezelfde buitenlucht. Behalve BMW-rijders natuurlijk, want die zitten binnen. En dat zijn allemaal snelheidsduivels en bumperklevers. Asfalttuig. Onbeschofte idioten die alleen maar te hard rijden en met niemand rekening houden. BMW rijden zou verboden moeten worden.